Deel XIX 20 juni 1926

Wanneer de ziel in de Goddelijke Wil leeft, vestigt het Rijk Gods zich in haar. Dat is haar heiligheid. Wat dit betekent en met welke middelen en volgens welke graden het zich vestigt, wordt in volgende stukjes uitgelegd.





De mens werd in Christus geschapen met het oog op het bezit van het Rijk

( ... ) Daarna stelde ik mijn daden en akten van gewoonlijk in de Hoogste Wil. Mijn zoete Jezus, die uit mijn binnenste kwam, volgde met Zijn blik al wat ik deed. Hij zag dat al mijn akten zich met de Zijne vereenzelvigden. Krachtens de Hoogste Wil volgden ze dezelfde weg als Zijn akten. Zij brachten ten overstaan van onze Hemelse Vader hetzelfde goed en dezelfde glorie voort. Daarom drukte Hij mij, door liefde gedreven, aan Zijn Hart en zei:


"Mijn dochter, al ben je klein en net geboren in Mijn Wil, jouw kleinheid is Mijn triomf Jij leeft immers al in het Rijk van Mijn Wil. Wanneer Ik jou daar zie werken, bevind Ik Mij in het Rijk van Mijn Wil als een koning die een lange oorlog doorstaan heeft. Gezien het zijn ideaal was te overwinnen, voelt hij zich bij zijn overwinning opgebeurd na de bloedige strijd, de geleden ontberingen en de wonden die nog zichtbaar zijn in zijn persoon. Zijn triomf bestaat erin zich omgeven te zien door de overwinningen die hij behaalde. De koning wil alles bekijken, zijn blik wil zich verlustigen in de aanblik van het veroverde rijk en triomferend lacht hij en viert feest. Zo ben Ik: Mijn ideaal van de Schepping was het Rijk van Mijn Wil te vinden in de ziel van het schepsel. Mijn eerste doel was om van de mens zovele beelden te maken van de Goddelijke Drieeenheid door de vervulling van Mijn Wil in hem. Maar omdat de mens zich daaraan onttrok, verloor Ik Mijn Rijk in hem. En gedurende een goede zesduizend jaar heb ik een lange strijd moeten voeren. Maar hoelang hij ook duurde, Ik heb Mijn ideaal niet opgegeven noch Mijn oorspronkelijke doel en Ik zal het nooit opgeven.


Toen Ik kwam om de Verlossing te voltrekken was het om Mijn ideaal en oorspronkelijke doel te verwezenlijken, namelijk het Rijk van Mijn Wil in de zielen. Dit is zo waar, dat Ik het eerste Rijk van Mijn Hoogste Wil in het Hart van Mijn Onbevlekte Moeder gevormd heb, want los van Mijn Rijk zou Ik nooit op aarde gekomen zijn. Daarom heb Ik ontbering en pijn geleden, werd Ik gewond en ten slotte gedood, doch het Rijk van Mijn Wil werd niet verwezenlijkt. Ik legde de fundamenten, trof voorbereidselen, maar de bloedige strijd tussen de menselijke wil en die van God duurt nog voort. Mijn kleine dochter, wanneer Ik jou zie werken en rondgaan in het Rijk van Mijn Wil voel Ik Mij als overwinnaar in Mijn lange strijd. Terwijl je werkt, vestigt dat Rijk zich steeds meer in jou en is alles rondom Mij triomf en feest. Mijn pijn, ontberingen en wonden lachen Mij toe en Mijn dood zelf herstelt het leven van Mijn Wil in jou. Zo voel Ik Mij overwinnaar van de Schepping en van de Ver¬lossing die precies dienen om de lange tochten van de pasgeborene van Mijn Wil, haar snelle vluchten, haar eindeloze tochten in het Rijk van Mijn Wil te vormen. En daarom, niet minder triomfantelijk en Mij verlustigend, volg Ik met Mijn blik alle stappen, akten en handelingen van Mijn kleine dochter.


Kijk, iedereen heeft idealen en pas wanneer zij gerealiseerd worden, is men tevreden. Ook het kleine kind heeft zijn ideaal, het wil zich vastklampen aan de borst van mama, en als het weent en snikt, stopt het kind pas met wenen wanneer mama het op de schoot neemt. Het begint dan te lachen en klampt zich geestdriftig vast aan de borst van mama en zuigt zegevierend tot het verzadigd is. En terwijl het zuigt, valt het triomfantelijk in een zoete slaap. Zo ben Ik: wanneer Ik na veel tranen zie dat een ziel de deur voor Mij opent om plaats te maken voor het Rijk van de Hoogste Wil, houden Mijn tranen op en geestdriftig klamp Ik mij aan haar vast. Terwijl Ik haar liefde en de vruchten van het Rijk van Mijn Wil opzuig, val Ik in een zoete slaap en leg Mij zegevierend te rusten. Zelfs met het kleine vogeltje gaat dat zo: zijn ideaal is een zaadje en als het eentje ziet, slaat het de vleugels, loopt, haast zich naar het zaadje, pikt het zegevierend op en het neemt dan triomfantelijk zijn vlucht. Zo ben Ik ook: Ik vlieg telkens opnieuw op, Ik ga op tocht en ga steeds weer op tocht om in de ziel het Rijk van Mijn Wil te vestigen. Zo legt zij voor Mij een zaadje klaar om Mij te voeden, want Ik neem geen ander voedsel tot Mij dan alleen wat in Mijn Rijk gemaakt werd. Wanneer Ik dat hemels zaadje vind, wil Ik het tot voedsel, nog meer dan het vogeltje. Alles is dus gelegen in het ideaal dat ieder zich heeft voorgenomen. Wanneer Ik jou aan het werk zie in het Rijk van Mijn Wil, zie Ik Mijn ideaal gerealiseerd. Ik voel Mij vergoed voor het werk van de Schepping en de Verlossing. Ik zie dan de triomf van Mijn Wil in jou gevestigd. Wees dus aandachtig en zorg ervoor dat de overwinning van je Jezus zich in jou bestendigt."


Daarna bewoog mijn zoete Jezus zich in mij en zei me vol tederheid:


"Mijn dochter, zeg me, wat is jouw ideaal, wat is jouw doel?"


En ik: "Jezus, mijn Liefde, het is mijn ideaal Uw Wil te doen. Mijn doel bestaat erin geheel ertoe te komen dat geen enkele gedachte, woord, hartslag of werk ooit buiten het Rijk van Uw Hoogste Wil zou zijn. Integendeel, dat zij in het rijk verwekt en gevoed worden, opgroeien en leven en indien nodig, er ook sterven, al weet ik dat in Uw Wil geen enkele akt sterft. Eens geboren, leven zij eeuwig. Het is het Rijk van Uw Wil dat in mijn arme ziel verzucht. Daarin is heel mijn ideaal, mijn eerste en laatste doel gelegen."


En Jezus, geheel liefde en verheugd, voegde eraan toe: "Mijn dochter, aangezien Mijn en jouw ideaal volledig één zijn, is ook ons doel één en hetzelfde. Heel goed, dochter van Mijn Wil, heel goed! Gezien jouw en Mijn ideaal één zijn, heb ook jij de jarenlange strijd doorstaan om het Rijk van Mijn Wil te veroveren. Jij hebt lijden, onthechting en gemis moeten verduren en je bent zelfs de gevangene van jouw kamertje geweest, gekluisterd aan jouw kleine bed, om het Rijk te veroveren dat Ik en jij zozeer gewild en verlangd hebben. Het heeft ons beiden veel gekost en nu zijn we beiden overwinnaars en veroveraars. Zo ben jij ook de kleine koningin in het Rijk van Mijn Wil, want al ben je klein, toch ben je koningin daar je de dochter bent van de grote Koning, onze Hemelse Vader. Als veroveraarster van zo een groot Rijk, neem jij dus bezit van heel de Schepping, heel de Verlossing en heel de Hemel. Alles is het jouwe, want overal waar Mijn integere en permanente Wil heerst, geldt jouw recht op bezit en iedereen staat klaar om jou de eer te geven die bij jouw overwinning past.


Jij bent ook het kleine kind dat zoveel gehuild heeft en naar jouw Jezus verlangd. Jouw tranen hielden op van zodra je Mij gezien hebt en geestdriftig heb jij je aan Mij vastgeklampt. Zegevierend heb je Mijn Wil en Mijn liefde opgezogen. Als in triomf heb jij je dan in Mijn armen te slapen gelegd en Ik heb jou gewiegd, zodat je langer zou slapen en Ik van Mijn pasgeborene in Mijn armen zou kunnen genieten. Triomfantelijk strekte Ik het Rijk van Mijn Wil in jou uit. Ik heb jou over Mijn Wil gesproken en jou de kennis ervan geopenbaard, ook zijn gaven en zijn wonderen en zelfs zijn pijn. Daar jij ook het kleine duifje bent die rond Mij vloog en bleef vliegen heb jij jouw vleugels uitgeslagen en heb jij je gehaast naar de vele zaadjes die Ik jou voorzette. Jij hebt ze opgepikt en triomfantelijk heb je jouw vlucht rond Mij hernomen, wachtend tot Ik je andere zaadjes van Mijn Wil zou geven. Terwijl jij ze oppikte, heb jij je gevoed om zegevierend jouw vlucht te hernemen en zo het Rijk van Mijn Wil te tonen. Op deze wijze werden Mijn eigenschappen de jouwe en is Mijn rijk en het jouwe één en hetzelfde. We hebben samen geleden: het is dus maar juist dat we samen van onze veroveringen genieten". (1)
.
(1) Het verlossingswerk dat Christus voltrokken heeft, gaat niet terug tot de val van Adam en Eva en eindigt niet bij het historische gebeuren van Jezus, maar omhelst heel de geschiedenis van de mens die begint bij zijn schepping en duurt tot de definitieve vestiging van het Rijk bij Zijn tweede komst, "wanneer Hij komt oordelen de levenden en de doden". Hieraan herinnert het Tweede Vaticaans Concilie in deze bewonderenswaardige synthese: "Terwijl de Kerk de wereld helpt en van die wereld veel ontvangt, streeft zij naar dit ene, namelijk dat het rijk van God moge komen en het heil van de gehele mensheid werkelijkheid mag worden. ( . .,) Het Woord van God, waardoor alles is gemaakt, is zelf mens geworden, zodat Het als de volmaakte Mens allen kon redden en alles in zich recapituleren. De Heer is het doel van de mensengeschiedenis, hel punt waarnaar alle verlangens van de geschiedenis en de beschaving convergeren, het centrum van de mensheid, de vreugde van alle harten en de vervulling van hun verlangens. Hij is het die de Vader van de doden deed opstaan verhief en aan zijn rechterhand deed plaatsnemen, hem aanstellend tot Rechter over levenden en doden. In zijn Geest zijn wij tot leven gewekt en verenige en zijn wij op weg naar die voleinding van de geschiedenis van de mensheid welke volledig met het plan van zijn liefde overeenstemt: "Alles in Christus herstellen wat in de hemel en op aarde is" (Ef. 1,10). De Heer zelf zegt: "Zie. Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn werk. Ik ben de Alpha en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Oorsprong er het Einde" (Apok. 22,12-13)" (GS 45). Om het Rijk te bezitten, realiseert de geschapen mens met de gave van de Goddelijke Wil, ten volle het beeld dat God in hem geprent heeft. ("Heiligen in de Goddelijke Wil "- Sergio Pellegrini)